Tips voor fotografiedummies

Wie van “nul” begint met fotografie, leest best eerst deze eenvoudige regels. Ondanks hun eenvoud maken ze het verschil tussen een geslaagde en een minder goede foto.

Is fotografie totaal nieuw voor u ?

1 – Focus op de compositie
     Staar je niet blind techniek en materiaal.

Neem gewoon je fototoestel of Smartphone ter hand en trek er op uit. Fotograferen is vooral leren kijken. Dit vormt de basis van een mooie compositie.

Een voorbeeld:
Fotografeer je kind of partner maar zorg voor een goede compositie.
– Zet de persoon op ongeveer 1/3 van de breedte van de beeldrand.
   (dit staat ook bekend als: “De gulden snede”)
– Zorg dat de persoon in de foto kijkt (naar het midden toe dus).
– Let op de achtergrond, zorg dat die rustig is en natuurlijk over komt.
   storende elementen die je foto “verontreinigen”.
– Zorg dat je horizon ook horizontaal staat.
– Let op de lichtinval en vermijd harde schaduwen in het gelaat.

Herken je misschien in bovenstaande al een paar dingen waardoor jouw in het verleden gemaakte foto’s weggesmeten werden ? Wel die fouten ga je nu alvast niet meer maken !

2 – Kies het juiste perspectief.

Er zijn in zijn eenvoudigste vorm 3 perspectieven nl.:
Ooghoogte-, Kikker– en Vogelperspectief.

Ooghoogte : Op die manier worden de meeste foto’s genomen (dus vanuit een staande houding). Dit werkt vaak goed voor een landschap.

Kikkerperspectief : Men gaat stevig door de knieën of gaat zelfs op de buik liggen. Goed voor kinderfoto’s (voor hen is kniehoogte hun ooghoogte). Voor echt kleine objecten dicht bij de grond (bloemen, paddenstoelen e.d) gaan we ook zelf tegen de vlakte.

Vogelperspectief : doet alles kleiner lijken (wat niet steeds gewenst is) of geeft een betere kijk op de uitgestrektheid van het onderwerp. Denk hierbij aan het fotograferen van een grootstad vanop een hoge toren.

3 – Kies de juiste beeldoriëntatie.

Standaard kiezen we de verticale stand voor portretten of hoge onderwerpen en de horizontale stand voor landschappen en brede onderwerpen. Een echt vaste regel is het zeker niet. Probeer ook eens een landschap in de verticale stand en let op de grotere diepte die vaak ontstaat in het beeld.

4 – Plaats en oriëntatie van het onderwerp

Plaats voor horizontale foto’s het onderwerp op 1/3 afstand van de zijrand en voor verticale foto’s op 1/3 van de onderrand. Beter nog, combineer 1/3 van de zijrand en 1/3 van de onderrand. Probeer het een keer uit en je ziet meteen de dynamiek in de foto veranderen.

Oriënteer het onderwerp zo dat het de foto in kijkt (richting midden van het beeld) of dat het onderwerp naar het midden van het beeld wil bewegen.  Een fietser die naar rechts fietst plaats je niet rechts in beeld…. het lijkt dan of hij het beeld wil uit fietsen!

5 – Zorg voor dieptewerking in je foto’s

Een goed opname bestaat uit een voorgrond, een onderwerp en een achtergrond. Deze drie items moeten met elkaar in harmonie zijn. De achtergrond mag nooit de aandacht wegtrekken van het onderwerp. De voorgrond kan complementair zijn aan het onderwerp.

Zoek ook naar natuurlijke kaders. Een voorbeeld hiervan in fotograferen doorheen een raamkozijn. Het framewerk vormt een kader die de het beeld er achter omkaderd.

6 – Let op de belichting

Fotograferen op het middaguur (zeker bij zonnig weer) geeft harde schaduwen die nadelig kunnen werken. Pas indien mogelijk je standpunt aan.

Denk niet dat je enkel bij mooi weer kan fotograferen. Ook bij overtrokken of regenachtig weer maak je mooie foto’s. Misschien wel niet van landschappen maar wel van onderwerpen dichterbij. Het mooie diffuse licht van een bewolkte dag geeft vaak mooie effecten.